Het menselijk aspect van computergebruik
Waarom zijn computers zo moeilijk om mee om te gaan? Veel mensen hebben verhalen over hoe moeilijk het is om computers te gebruiken, hoe ze nooit lijken te doen wat je echt wilt, hoe ze verkeerd gaan en belachelijk fouten maken. Computers lijken te zijn gemaakt voor tovenaars, niet voor gewone mensen. Maar ze zijn voor gewone mensen; computers zijn alledaagse instrumenten die ons helpen om beter te leren, te werken en te spelen.
Het deel van een computersysteem waarmee je interactie hebt, heet “gebruikersinterface.” Het is het meest belangrijke deel! Je zou kunnen denken dat wat het programma eigenlijk doet de belangrijkste zaak is en de gebruikersinterface gewoon is hoe je er mee om gaat. Maar een programma is helemaal niet goed, als je er niet mee kunt communiceren en niet kunt laten doen wat je wilt. Gebruikersinterfaces zijn zeer moeilijk te ontwerpen en te bouwen, en er wordt geschat dat bij het schrijven van programma’s veel meer werk zit in de interface dan in welk ander deel. Sommige software heeft uitstekende gebruikersinterfaces, interfaces die geen ingewikkelde instructies nodig hebben en bijna onzichtbaar zijn als je de applicatie start. Maar talloze software producten die verder zeer goed zijn, zijn volledige flops, omdat ze rare gebruikersinterfaces hebben. En hele industrieën zijn gebouwd rond een slim interface idee, zoals de tekstverwerker of de smartphone, die toegang geven tot computationele functies die op zich echt heel elementair zijn.
Maar waarom hebben we gebruikersinterfaces nodig? Waarom kunnen we niet gewoon praten met onze computers, zoals we doen met onze vrienden? Goede vraag. Misschien kan dat op een dag, misschien ook niet. Maar nu zeker nog niet: er zijn grote praktische beperkingen aan hoe “intelligent” computers vandaag de dag zijn. De activiteiten die volgen, helpen je om de problemen van het ontwerpen van een gebruikersinterface te begrijpen, en om helderder te denken over de beperkingen van computers en om op je hoede te zijn voor de misleidende hype die vaak wordt gebruikt om computerproducten te promoten.
Voor leerkrachten
Computergebruik gaat meer over communicatie dan over berekening. Berekenen heeft op zich echt geen intrinsieke waarde; het is alleen zinvol als de resultaten op een of andere manier met de wereld buiten de computer worden gecommuniceerd, en daar enige invloed hebben. En veel activiteiten in dit boek gaan over communicatie. Gegevens weergeven (Deel I) laat zien hoe verschillende soorten informatie op een computer of tussen computers kan worden meegedeeld. Processen weergeven (Deel III) gaat over hoe processen te communiceren met een computer om te vertellen hoe bepaalde taken moeten worden uitgevoerd; ten slotte is “programmeren” eigenlijk alleen maar iets uitleggen aan een computer, in zijn eigen taal! Cryptografie (Deel V) gaat over hoe in het geheim te communiceren of hoe te communiceren in geheime stukjes zonder het geheel te onthullen.
De activiteiten die nu volgen, gaan over hoe mensen communiceren met computers. De rest van het boek is gebaseerd op goed begrepen technische ideeën; dit deel is dat niet. Dat maakt het zowel makkelijker, want bij de leerlingen is geen speciale kennis vereist, als moeilijker, omdat een bepaald niveau van volwassenheid nodig is om te begrijpen waar de activiteiten over gaan en om ze te relateren aan een bredere context. Deze activiteiten bevatten een meer gedetailleerde uitleg dan de meeste andere, zodat je als leerkracht genoeg achtergrondmateriaal hebt om in de groepsdiscussies te helpen met gevolgtrekkingen .
Er zijn twee activiteiten in dit deel. De eerste gaat over het gebied dat bekend staat als de ‘mens machine interface’. Om dit aspect van de computer “unplugged” te doen zonder afhankelijk te zijn van een speciaal voorbeeld van een computersysteem, hebben we een ontwerpoefening bedacht die niet echt betrekking heeft op computers, maar grondbeginselen introduceert die worden gebruikt in het ontwerp van mens machine interfaces. Omdat het ontwerp van een interface cultuur-afhankelijk is, zijn er niet noodzakelijkerwijs ‘juiste’ antwoorden in deze activiteit; dat kan sommige leerlingen frustreren. De tweede activiteit gaat over het gebied dat bekend staat als “kunstmatige intelligentie,” of KI. Het gaat om een raadspel dat leerlingen stimuleert om na te denken over wat computers wel en niet kunnen.
Voor de technisch-geïnteresseerden
Mens–computer interactie is één van de van de belangrijkste onderzoeksgebieden in de informatica nu mensen beseffen hoezeer het succes van een softwareproduct afhankelijk is van de gebruikersinterface. Het onderwerp leunt zwaar op een breed scala aan disciplines buiten de informatica, zoals psychologie, cognitieve wetenschap, taalkunde, sociologie en zelfs antropologie. Weinig computerwetenschappers zijn opgeleid in deze gebieden, en Mens Computer Interface vertegenwoordigt een belangrijk groeigebied voor mensen die geïnteresseerd zijn in de “zachte” kant van het onderwerp.
Kunstmatige intelligentie is een onderwerp dat vaak leidt tot discussies. In dit boek proberen we te laveren tussen KI-enthousiastelingen die geloven dat intelligente machines binnenkort bestaan, en KI-sceptici die geloven dat machines in principe niet intelligent kunnen zijn. Ons doel is om leerlingen te stimuleren om zelfstandig te denken over dergelijke kwesties, en een evenwichtig beeld te bevorderen.
De activiteiten leunen zwaar op twee goed leesbare boeken, Don Norman’s The design of everyday things en John Haugeland’s Artificial intelligence: the very idea, die we enthousiast aanbevelen als je je hier verder in wil verdiepen.
Computers houden een andere belangrijke vorm van communicatie in, een die niet wordt behandeld in dit boek: de communicatie tussen mensen die samen een computersysteem bouwen. Afgestudeerde informaticastudenten worden steevast verrast door de hoeveelheid interpersoonlijke communicatie die het werk met zich meebrengt. Computerprogramma’s zijn de meest complexe objecten die de mens ooit heeft geconstrueerd met miljoenen of misschien zelfs miljarden ingewikkeld in elkaar grijpende delen, en programmeringsprojecten worden aangepakt door hechte teams die samenwerken en een groot deel van hun tijd besteden aan communiceren. En als het product af is dan is er de taak om te communiceren met de gebruikers door middel van handleidingen, cursussen, “help” telefoonlijnen, online support en dergelijke plus de taak van de communicatie met potentiële klanten via demonstraties, displays en reclame. We hebben nog geen manier gevonden om een realistische “unplugged activiteit” voor leerlingen te ontwerpen voor het interpersoonlijke communicatie aspect van informatica, dus dit boek gaat daar niet op in. Maar computerprofessionals die een bezoek brengen aan een klas kunnen dit beschrijven vanuit hun eigen ervaring en het ter discussie stellen.